Grote Kerk Breda
Locatie
Er was eens… een schatrijk Bredaas meisje: Johanna van Polanen, erfdochter van Jan van Polanen III, Heer van Breda. Hoe jong ze ook was, de rijke Johanna was al een gewilde huwelijkskandidate. De gelukkige bruidegom werd Engelbrecht van Nassau Dillenburg. Ze trouwden toen Johanna 11 jaar oud was. Johanna kreeg een adellijke titel terwijl de familie Nassau er financieel een stuk op vooruitging. Een win-win situatie zouden we dat tegenwoordig noemen.
Een nieuwe Heer en Vrouwe van Breda deden in die tijd officieel hun intrede in de stad: de Blyde Incomste. Zo ook Engelbrecht en Johanna.
Het Nassau Baroniemonument in Park Valkenberg herinnert hier nog aan. Het werd in 1904 onthuld door Koningin Wilhelmina ter ere van het 500-jarig bestaan van het Huis Nassau in Nederland.
Overigens is die middeleeuwse gewoonte niet helemaal verdwenen. Als aanstaande koningin, maakte Máxima in 2001 een kennismakingstour door Nederland. Niet helemaal toevallig startte ze háár ‘Blyde Incomste’ in… Breda.
Maar terug naar Engelbrecht en Johanna. Zij gingen wonen in het Kasteel van Breda, toen nog een middeleeuwse burcht, erfenisje van de familie van Polanen.
Er kwamen zes kinderen. Overigens pas na Johanna’s 18e verjaardag, zoals in het huwelijkscontract was vastgelegd. De oudste, Jan IV van Nassau volgde zijn vader op.
De Nassaus werkten in dienst van de hertogen van Bourgondië. Dat legde hen geen windeieren en de term ‘bourgondische levensstijl’ is dan ook niet uit de lucht komen vallen. De feesten en ontvangsten op het Kasteel van Breda waren tot ver over de landsgrenzen beroemd!
De Nassaus brachten welvaart in Breda. Ze werkten als een magneet op ambachtslieden en kunstenaars. In de buurt van zo’n rijke familie kon je immers een goede boterham verdienen en er was ruimte voor vernieuwing en creativiteit.
Breda kreeg de uitstraling van een hofstad, met grote, voorname huizen voor de hofhouding en belangrijke gasten. Die hofhuizen zie je nog steeds in de historische binnenstad. Onder meer aan de Catharinastaat en de St. Janstraat (Huize Ocrum). Ook de drie panden in de Nieuwstraat, waarin Hotel Nassau Breda is gevestigd, waren oorspronkelijk hofhuizen.
Intussen groeide de macht van de Nassaus binnen Europa. Engelbrecht II (1451), de zoon van Jan IV, schopte het tot opperkamerheer van Keizer Maximiliaan en algemeen stadhouder van de Habsburgse Nederlanden.
Behalve verzamelaar van prachtige handgeschreven en gedecoreerde boeken, was Engelbrecht II hoogstwaarschijnlijk opdrachtgever voor het beroemde schilderij De Tuin der Lusten van Jeronimus Bosch. Via het Nassaupaleis in Brussel verhuisde dat naar Spanje waar het, in het Prado van Madrid, nog steeds te bewonderen.
Omdat Engelbrecht II geen wettelijke kinderen had, benoemde hij zijn Duitse neef Hendrik III van Nassau (1483) tot zijn erfgenaam.
Voor Breda geen slechte keus, want die heeft veel voor de stad betekend.
Om een paar wapenfeiten te noemen: Hendrik liet het Mastbos aanleggen, bouwde nieuwe verdedigingswerken en voorzag Breda, na de grote stadsbrand van 1534, van vernieuwende bouwverordeningen.
Maar het meest in het oog springend: hij bracht de renaissancekunst naar de noordelijke Nederlanden. Door zijn verblijf in Spanje (Hendrik was opperkamerheer aan het hof van Keizer Karel V) was hij daarmee in aanraking gekomen. Samen met zijn derde vrouw, de schatrijke Spaanse Markiezin Mencía de Mendoza, liet hij het Kasteel van Breda verbouwen tot renaissancepaleis met kasteeltuinen.
Om het kasteel te kunnen uitbreiden moest het begijnhof, dat toen nog op het Kasteelplein lag, verhuizen naar de huidige plek in de Catharinastraat. Als tegenprestatie beloofde Hendrik dat het hof altijd onder bescherming van de Nassaus zou blijven.
Hendrik introduceerde de renaissancekunst ook in de Grote Kerk Breda. Zo gaf hij bijvoorbeeld opdracht voor het maken van de Prinsenkapel en het grafmonument voor Engelbrecht II, een van de pronkstukken van de Grote Kerk.
Hendrik kreeg met zijn tweede vrouw Claudia van Chalon één zoon, René van Nassau, beter bekend als René van Chalon. Van een oom van moederskant erfde René het prinsdom Orange in Zuid Frankrijk, waarmee hij als eerste Nassau een prinsentitel kreeg. De familienaam veranderde naar Van Oranje Nassau.
René sneuvelde als 25-jarige op het slagveld. Zijn lichaam werd in de Grote Kerk begraven, zijn hart in Bar-le-Duc. René’s 11-jarige neefje Willem van Nassau Dillenburg was zijn erfgenaam …. inderdaad… Willem van Oranje, Vader des Vaderlands.
Willem was van huis uit Luthers, maar werd vanaf zijn elfde aan het hof van Karel V katholiek opgevoed.
Als 18-jarige trouwde hij met Anna van Egmond en ging als Heer van Breda wonen op het Kasteel van Breda. Hij diende aan het hof van Karel V en later diens zoon Filips II.
Willem ging tijdens de Tachtigjarige oorlog voorop in de strijd tegen de Spanjaarden. Dat zorgde voor een breuk tussen Willem en Filips en leidde zelfs tot de moord op Willem in 1584 in Delft.
Hoewel hij al een aantal jaren weg was uit Breda, wilde hij wel in de Grote Kerk begraven worden, bij zijn eerste vrouw Anna en hun dochtertje Maria. Omdat Breda in Spaanse handen was, werd Willem bijgezet in Delft, zoals na hem ook zijn opvolgers.
Hoewel twee zonen van Willem van Oranje, Maurits en Frederik Hendrik, nog een belangrijke rol speelden tijdens de Tachtigjarige oorlog, verplaatste het centrum van de macht zich steeds meer van Breda naar Den Haag. De rol van Breda als hofstad was uitgespeeld.
De speciale band tussen Breda en de Oranje Nassaus is wél altijd blijven bestaan.
Er is nog veel meer te vertellen over de koninklijke geschiedenis van Breda. Verhalen die inspireren om te verbinden met het nu en de toekomst. Benieuwd? Kijk dan eens op www.royalroots.nl